Hebben ritdiensten zoals Uber een negatief effect op het gebruik van het openbaar vervoer?

3-1-2018

Nieuw Amerikaans onderzoek van de U.C. Davis Institute of Transportation Studies in New York, Chicago en Los Angeles, lijkt uit te wijzen dat ritdiensten mensen uit het openbaar vervoer trekt. Geschat wordt dat 49 tot 61 procent van de ritten helemaal niet gemaakt zouden zijn of lopend, fietsend of per openbaar vervoer. Die ritten zouden daarmee alleen maar hebben gezorgd voor meer auto’s op de weg. Daarnaast zou kunnen worden aangenomen dat de chauffeur ook af en toe leeg rond rijdt waardoor ook extra ritten worden gereden.

In Austin, Texas zijn Uber en Lyft in 2016 tijdelijk uit de stad vertrokken vanwege een nieuwe wet. Daardoor werd het mogelijk om het effect van zo’n vertrek te onderzoeken. 3% van de ondervraagden gaf aan dat ze soortgelijke ritten als de laatst gemaakte rit, na vertrek van de service met het openbaar vervoer deden. Dit kleine percentage heeft volgens het bericht te maken met het lage aandeel dat het openbaar vervoer heeft in Austin (veel lager dan in New York). 9% gaf aan een eigen auto gekocht te hebben als gevolg van het vertrek van Uber en Lyft.

Geconcludeerd wordt dat dergelijke ritdiensten voor individuele reizigers het vervoer efficiënter kunnen maken maar dat het totaal aan alle ritten niet per se een positief effect heeft. Dit zou wel het geval kunnen zijn als openbaar vervoerbedrijven zouden samenwerken met deze diensten, bijvoorbeeld voor dunbevolkte gebieden of ritten in de avonduren of voor het begin of einde van de reis zoals in een aantal gevallen al gebeurt.

Zijn er in Nederland al ervaringen met een app die vraagafhankelijk en regulier openbaar vervoer combineert of kunnen vervoerders leren van deze Amerikaanse ervaringen? Een deur tot deur rit reserveren met een app die optimaal gebruik maakt van combinaties van alle beschikbare vormen van vervoer, afhankelijk van de voorkeur van de reiziger, zou met de steeds slimmer worden techniek toch mogelijk moeten kunnen zijn?

Kijk hier voor het volledige artikel in de New York Times.